De mensheid ondergaat periodiek een versnelling van zijn aangelegenheden, waarbij hij de wedren ervaart tussen de hernieuwbare levenskracht van de levenden en het lokkende bederf van het verval. In deze periodieke wedren is elke pauze een weelde. Pas dan kan men bedenken dat alles is toegestaan; dat alles mogelijk is.
De apocriefe boeken van Muad'Dib
A
Het beroeren van zand is belangrijk, hield Leto zichzelf voor.
Hij voelde de zandkorrels onder zijn lichaam waar hij onder een stralende hemel zat. Ze hadden hem weer een zware dosis melange opgedrongen, en Leto's gedachten keerden als een maalstroom telkens weer in zichzelf terug. Helemaal onderin de draaikolk lag een onbeantwoorde vraag: Waarom staan ze erop dat ik het woordelijk zeg? Gurney was koppig; daarover bestond geen twijfel. En hij had zijn instructies van Vrouwe Jessica.
Ze hadden hem voor deze 'les' uit de vest in het daglicht gebracht. Hij had de vreemde ervaring dat hij zijn lichaam de korte tocht vanaf de vest had laten maken terwijl zijn innerlijke wezen bemiddelde in een strijd tussen Hertog Leto en de oude Baron Vladimir Harkonnen. Ze hadden in hem en via hem gestreden omdat hij hun niet toestond rechtstreeks te communiceren. De strijd had hem ook duidelijk gemaakt wat er met Alia was gebeurd. Arme Alia.
Ik had gelijk dat ik zo bang was voor de specietrance, dacht hij.
Verbitterde gevoelens jegens Vrouwe Jessica welden in hem op en vervulden hem. Die vervloekte gom jabbar van haar! Strijd ertegen en win of sterf in je pogen. Ze kon geen gifnaald tegen zijn hals houden maar ze kon hem wel het levensgevaarlijke dal in sturen dat haar eigen dochter had overmeesterd.
Snuivende geluiden drongen tot hem door. Ze varieerden, werden luider, dan zachter, dan luider... zachter. Hij kon met geen mogelijkheid bepalen of ze tot de huidige realiteit behoorden of dat ze uit de specie waren ontstaan.
Leto's lichaam zakte over zijn gekruiste armen heen. Hij voelde heet zand aan zijn billen. Vlak voor hem lag een kleed, maar hij zat op onbedekt zand. Er lag een schaduw over het kleed: Namri. Leto staarde naar het modderige patroon van het kleed en voelde daar golfjes rimpelen. Zijn bewustzijn dreef op zijn eigen stroom door een landschap dat zich uitstrekte tot een horizon van ruige groene kruinen.
In zijn schedel roffelden trommels. Hij voelde hitte, koorts. De koorts was een brandende druk die zijn zintuigen vervulde en alle besef van zijn lichaam opzij dreef tot hij nog slechts de bewegende schaduwen van zijn gevaar voelde. Namri en het mes. Druk... druk... Ten slotte hing Leto tussen hemel en zand, met in zijn gedachten nog slechts plaats voor de koorts. Nu wachtte hij tot er iets zou gebeuren in het besef dat elk voorval een kwestie van eens-en-nooit-weer zou zijn.
Heet-heet bonkend zonlicht stortte schitterend om hem neer, zonder rust, zonder genezing. Waar is mijn Gouden Weg? Overal kropen beestjes. Overal. Mijn huid is niet van mij. Hij verzond berichten via zijn zenuwen en wachtte op de trage reacties van zijn andere-persoonlijkheden.
Hoofd omhoog, droeg hij zijn zenuwen op.
Een hoofd dat mogelijkerwijs van hem was, kroop omhoog en keek naar lege vlekken in het felle licht.
Iemand fluisterde: 'Hij is nu heel diep in trance.' Geen antwoord.
Brand vuur zon stapel hitte op hitte.
Langzaam voerde de stroom van zijn bewustzijn hem buitenom mee door een laatste gordijn van groene leegte en daar, over lage duinplooien, niet verder dan een kilometer voorbij de uitgestrekte krijtlijn van een klip, daar lag de groene uitbottende toekomst, onstuimig, overvloeiend in eindeloos groen, groen uitwassend, groen-groen eindeloos verder bewegend.
In al dat groen was er niet A(c)A(c)n grote worm.
Rijke wilde plantengroei, maar nergens Shai-Hulud.
Leto voelde dat hij zich over oude grenzen had gewaagd, een nieuw land in dat alleen de verbeelding ooit had gezien, en dat hij nu regelrecht door de eerstvolgende sluier heen keek die door een hunkerende mensheid het Onbekende werd genoemd.
Het was bloeddorstige werkelijkheid.
Hij voelde de rode vrucht van zijn leven kwetsbaar aan een tak bungelen terwijl er sap uit hem wegsijpelde en het sap was de specie-essence die door zijn aderen stroomde.
Zonder Shai-Hulud geen specie meer.
Hij had een toekomst gezien zonder de grote grijze worm-slang van Duin. Hij wist dit maar hij kon zich niet uit de trance losrukken om tekeer te gaan tegen zo'n gang van zaken.
Ineens dook zijn bewustzijn achteruitaachteruit, achteruit, bij zo'n dodelijke toekomst vandaan. Zijn gedachten zonken weg in zijn ingewanden, werden primitief en slechts bewogen door hevige emoties. Hij merkte dat hij niet in staat was zijn blik te richten op enig bepaald aspect van zijn blikveld of zijn omgeving, maar er klonk een stem in zijn binnenste. Die sprak een oude taal en hij begreep het volmaakt. De stem was muzikaal en zangerig, maar de woorden geselden hem.
'Het is niet het heden dat de toekomst beA-nvloedt, jij idioot, maar het is de toekomst die het heden vormt. Je draait het helemaal om. Aangezien de toekomst vaststaat is een afwikkeling van gebeurtenissen die die toekomst zeker stelt onvermijdelijk en onveranderlijk.'
De woorden pinden hem vast. Hij voelde verschrikkelijke angst, geworteld in de zware materie van zijn lichaam. Daardoor wist hij dat zijn lichaam nog bestond, maar de roekeloze aard en de enorme macht van zijn visioen maakten dat hij zich besmet voelde, weerloos, niet in staat een spier een bevel te geven en te laten gehoorzamen. Hij wist dat hij steeds meer ondergeschikt raakte aan de massale aanval van die collectieve levens wier herinneringen hem eens hadden doen menen dat hij echt bestond. Hij werd vervuld van angst. Hij dacht dat hij misschien zijn innerlijke beheersing kwijtraakte, dat hij uiteindelijk toch tot Gruwel zou vervallen.
Leto voelde zijn lichaam schokken van afschuw.
Hij was afhankelijk geworden van zijn overwinning en de pas verworven goedaardige medewerking van die herinneringen. Zij hadden zich allemaal tegen hem gekeerd, allemaalazelfs de vorstelijke Haroem die hij had vertrouwd. Hij lag sidderend op een oppervlak zonder wortels, niet in staat uitdrukking te geven aan zijn eigen leven. Hij probeerde zich te concentreren op een geestelijk beeld van zichzelf, kreeg overlappende afbeeldingen voorgeschoteld, elk van een andere leeftijd: van zuigeling tot strompelende oude man. Hij dacht aan het begin van zijn vaders opleiding: Laat de handen jong worden en dan oud. Maar zijn hele lichaam was nu ondergedompeld in deze verloren werkelijkheid en de hele beeldenreeks versmolt tot andere gezichten, de trekken van degenen die hem hun herinneringen hadden geschonken.
Een diamanten donderslag scheurde hem uiteen.
Leto voelde stukken van zijn bewustzijn uiteen drijven en toch behield hij een gevoel van zelf, ergens tussen bestaan en niet-bestaan. Zijn hoop herleefde en hij voelde zijn lichaam ademen. In... Uit. Hij zoog een diepe teug lucht in: yin. Hij blies hem uit: yang.
Ergens net even buiten zijn bereik lag een plaats van verheven onafhankelijkheid, een overwinning over alle verwarring die zijn menigvuldigheid van levens eigen wasageen vals idee van beheersing, maar een echte overwinning. Hij wist nu waarin hij zich tevoren had vergist: hij had macht gezocht in de werkelijkheid van de trance omdat hij dat verkoos boven het onder ogen zien van de angsten die Ghanima en hij in elkaar hadden aangewakkerd.
Angst versloeg ook Alia.
Maar het zoeken naar macht trok een tweede val open, die hem op de zijweg van de fantasie wilde lokken. Hij doorzag de illusie. Het hele illusieproces draaide een halve slag en nu kende hij een middelpunt van waaruit hij zonder opzet de vlucht van zijn visioenen, van zijn innerlijke levens, kon gadeslaan.
Verrukking doorstroomde hem. Het maakte dat hij wilde lachen, maar hij ontzegde zichzelf deze weelde omdat hij wist dat dat de deuren van het geheugen zou toeslaan.
Aha, herinneringen van me, dacht hij. Ik heb jullie illusie doorzien. Jullie zullen niet langer het volgende ogenblik voor mij uitbroeden. Jullie laten me alleen zien hoe ik nieuwe ogenblikken moet scheppen. Ik leg mezelf niet vast op de oude paden.
Deze gedachte trok door zijn bewustzijn alsof er een oppervlak werd schoongeveegd en in het kielzog ervan voelde hij zijn hele lichaam, een einfalie die zich tot in de kleinste kleinigheid aan elke cel en elke zenuw kenbaar maakte. Hij kwam in een toestand van hevige rust. In deze rust hoorde hij stemmen en hoewel hij wist dat ze van heel ver kwamen, hoorde hij ze even duidelijk alsof ze in een kloof weergalmden.
Een van de stemmen was die van Halleck. 'Misschien hebben we hem te veel gegeven.'
Namri antwoordde. 'We hebben hem precies gegeven wat zij ons had opgedragen hem te geven.'
'Misschien moeten we maar teruggaan daarheen om nog eens naar hem te kijken.' Halleck.
'Sabiha is goed in die dingen; zij roept ons wel als er iets begint mis te gaan.' Namri.
'De kwestie van Sabiha staat me niet aan.' Halleck.
'Zij is een noodzakelijk bestanddeel.' Namri.
Leto voelde buiten zich fel licht en van binnen duisternis, maar de duisternis was geheim, beschermend en warm. De gloed werd sterker en hij voelde dat die uit zijn innerlijke duisternis voortkwam en naar buiten kolkte als een schitterende wolk. Zijn lichaam werd doorzichtig en trok hem omhoog maar toch behield hij dat einfallA(c)-contact met elke cel en elke zenuw. De menigvuldigheid van innerlijke levens schikte zich in het gelid, niets warrig of door elkaar. Ze werden erg rustig in navolging van zijn eigen innerlijke stilte, elk geheugenleven afgebakend, een onstoffelijk en onverdeeld wezen.
Toen sprak Leto tegen hen: aIk ben jullie geest. Ik ben het enige leven dat jullie kunnen waarmaken. Ik ben het huis van jullie geest in het land van nergens, het land dat jullie enig overgebleven thuis is. Zonder mij vervalt het begrijpelijke heelal tot wanorde. Het scheppende en het bodemloze zijn in mij onafscheidelijk verbonden: alleen ik kan daartussen bemiddelen. Zonder mij zal de mensheid wegzinken in de vruchteloze modderpoel van het weten. Via mij zullen zij en jullie de enige uitweg uit de wanorde vinden: begrijpen door te leven.'
Met die woorden liet hij zichzelf los en werd hij zichzelf, zijn eigen persoonlijkheid die het geheel van zijn verleden omvatte.
Het was geen overwinning en ook geen nederlaag, maar iets nieuws dat hij delen kon met elk innerlijk leven dat hij verkoos. Leto proefde dit nieuwe ding waarderend, liet het bezit nemen van elke cel en elke zenuw, waardoor hij wat de einjalle hem had geboden opgaf, maar op hetzelfde ogenblik het geheel terugvond.
Enige tijd later ontwaakte hij in witte duisternis. In een flits van inzicht begreep hij waar zijn lichaam was: het zat op zand, ongeveer een kilometer bij de rotswand vandaan die de noordelijke begrenzing was van de vest. Hij kende die vest nu: Jacurutu in ieder geval... en Fondak. Maar hij was heel anders dan de sprookjes en verhalen die de smokkelaars lieten rondgaan.
Recht voor hem zat een jonge vrouw op een kleed. Ze had aan haar mouw een heldere gloeibol verankerd die vlak boven haar hoofd zweefde. Toen Leto langs de gloeibol omhoog keek waren er sterren. Hij kende deze jonge vrouw; zij was de vrouw uit zijn vorige visioen, de vrouw die koffie roosterde. Zij was Namri's nicht en even rap met een mes als Namri. Er lag een mes op haar schoot. Ze droeg een eenvoudige groene mantel over een grijs stilpak. Sabiha, zo heette zij. En Namri had eigen plannen met haar.
Sabiha zag aan zijn ogen dat hij wakker was en ze zei: 'Het is bijna dageraad. Je bent de hele nacht hier geweest.'
'En het grootste deel van de dag,' zei hij. 'Jij maakt goede koffie.'
Deze opmerking verbaasde haar, maar ze negeerde hem met een doelgerichtheid die een harde leerschool verraadde en duidelijke instructies voor haar huidige gedrag.
'Het is de tijd van de moordenaars,' zei Leto. 'Maar je mes is niet langer nodig.' Hij keek naar het krysmes op haar schoot.
'Dat zal Namri wel beoordelen,' zei ze.
Halleck dus niet. Ze bevestigde alleen maar wat hij van binnen al wist.
'Shai-Hulud is een geweldige vuilnisman en een uitwisser van ongewenste bewijsstukken,' zei Leto. 'Ik heb hem zelf ook zo gebruikt.'
Haar hand rustte licht op het mesheft.
'Wat wordt er toch veel onthuld door waar we zitten en hoe we zitten,' zei hij. 'Jij zit op het kleed en ik zit op het zand.' Haar hand sloot zich om het mesheft.
Leto gaapte, een rekken en strekken dat pijn deed aan zijn kapen. aIk heb een visioen gehad waarin jij voorkwam,' zei hij.
Haar schouders ontspanden zich enigszins.
'Wij hebben veel te eenzijdig gedacht over Arrakis,' zei hij. 'Barbaars van ons. Het werk dat we gedaan hebben bezit een bepaald moment, maar nu moeten we weer een deel van ons werk ongedaan maken. De balans moet beter in evenwicht gebracht worden.'
Een verbaasde frons trok over Sabiha's gezicht.
'Mijn visioen,' zei hij. 'Als we de dans des levens hier op Duin niet herstellen, zal de draak op de woestijnvloer verdwijnen.'
Omdat hij de oude Vrijmanse benaming voor de grote worm gebruikt had, duurde het even voor ze hem begreep. Toen zei ze: 'De wormen?'
'Wij bevinden ons in een duistere overgang,' zei hij. 'Zonder specie zal het Rijk uiteenvallen. Het Gilde zal niet van zijn plaats komen. Planeten raken langzamerhand hun duidelijke herinneringen aan elkaar kwijt. Ze zullen tot zichzelf inkeren. De ruimte wordt een grens als de navigators van het Gilde hun vaardigheid verliezen. Wij zullen ons vastklampen aan onze duintoppen en niets weten van wat boven en onder ons is.'
'Je spreekt van vreemde dingen,' zei ze. 'Heb je mij gezien in je visioen?'
Vertrouw maar op het Vrijmanse bijgeloof! dacht hij. Hij zei: 'Ik ben pasigrafisch geworden. Ik ben een levend reliA
'Wat zijn dit voor woorden?' vroeg ze, maar haar hand bleef lichtjes op het mes rusten.
Leto draaide zijn hoofd in de richting van de rotswanden van Jacurutu en hij zag de opkomende gloed die waarschijnlijk de Tweede Maan was die achter de rotsen zijn baan volgde vlak voor de dageraad. Plotseling schokte de doodskreet van een woestijnhaas door hem heen. Hij zag Sabiha huiveren. Daar klonken vleugelslagenaeen roofvogel, hier een nachtdier. Hij zag de gloeiende kolen van vele ogen toen ze, op weg naar spleten in de rotswand, over hem heen zeilden.
'Ik moet de voorschriften van mijn nieuwe hart opvolgen,' zei Leto. 'Jij beschouwt mij als niets meer dan een kind, Sabiha, maar alsa'
'Ze hebben me voor je gewaarschuwd,' zei Sabiha en nu waren haar schouders gespannen en voorbereid.
Hij hoorde de angst in haar stem en hij zei: 'Wees niet bang voor me, Sabiha. Jij hebt acht jaar langer geleefd dan dit lichaam van mij. Daarvoor eerbiedig ik je. Maar ik heb onnoemelijke duizenden jaren meer van andere levens, veel meer dan jij er hebt gekend. Beschouw me niet als een kind. Ik heb de vele toekomsten overbrugd en in A(c)A(c)n daarvan zag ik ons verstrengeld in liefde. Jij en ik, Sabiha.'
'Wat zijn... Dat kan niet...' Ze zweeg verward.
'Je zou aardigheid in dat idee kunnen krijgen,' zei hij. 'En help me nu terug naar de vest want ik ben in verre oorden geweest en ik ben verzwakt door mijn vermoeiende reizen. Namri moet horen waar ik geweest ben.'
Hij zag dat ze aarzelde en zei: 'Ben ik niet de Gast van de Grot? Namri moet leren wat ik heb geleerd. We hebben heel veel te doen opdat ons heelal niet ontaardt.'
aIk geloof dat niet... van de wormen,' zei ze.
'Ook niet dat over ons in liefde verstrengeld?'
Ze schudde haar hoofd. Maar hij zag haar gedachten door haar hoofd zweven als op de wind voortgeblazen veren. Zijn woorden trokken haar aan en stootten haar tegelijk af. Levensgezel zijn van de machthebber, dat had stijl. Toch had ze de bevelen van haar oom. Maar deze zoon van Muad'Dib zou op zekere dag hier op Duin en tot in de verste uithoeken van hun heelal kunnen heersen. Toen ervoer ze een uiterst Vrijmanse, in-een-grot-weggestopte weerzin tegen zo'n toekomst. De levensgezellin van Leto zou door iedereen gezien worden, zou onderwerp zijn van roddel en gissingen. Maar ze kon rijk worden, en...
aIk ben de zoon van Muad'Dib en ik kan de toekomst zien,' zei
Heel traag stopte ze haar krysmes in de schede, ze stond heel soepel op van het kleed, kwam naast hem staan en hielp hem overeind. Leto vermaakte zich met de dingen die ze daarna deed: ze vouwde het kleed netjes op en hing het over haar rechterschouder. Hij zag haar het verschil in lengte tussen hen schatten terwijl ze over zijn woorden nadacht: Verstrengeld in liefde?
Lengte is ook iets dat verandert, dacht hij.
Toen legde ze haar hand op zijn arm om hem te helpen en zijn gang te regelen. Hij struikelde en ze zei op scherpe toon: 'Daarvoor zijn we te ver bij de vest vandaan!' Waarmee ze het ongewilde geluid bedoelde dat een worm zou kunnen aanlokken.
Leto had het gevoel dat zijn lichaam een droog omhulsel was geworden zoals een pophuid die door een insect is afgeworpen. Hij kende dit omhulsel: het was A(c)A(c)n geheel met de samenleving die was opgebouwd op de melangehandel en zijn Godsdienst van het Gouden Levenselixir. Leeggezogen door zijn uitwassen. Muad'Dibs hoge doelstellingen waren tot toverij vervallen die werd opgedrongen door de militaire arm van Auqaf. De godsdienst van Muad'Dib had nu een andere naam; het was Shien-san-Shao, een Ixiaanse benaming die de kracht en de waanzin aangaf van degenen die dachten dat ze het heelal met het krysmes op de strot tot een paradijs konden dwingen. Maar dat zou ook veranderen, zoals lx zelf veranderd was. Want zij waren slechts de negende planeet van hun zon en ze hadden zelfs de taal vergeten die hun hun naam had geschonken.
'De Jihad was een soort massale waanzin,' mompelde hij.
'Wat?' Sabiha had al haar aandacht bij het probleem hem zonder vast ritme te laten lopen ten einde hun aanwezigheid op de open zandvlakte geheim te houden. Het duurde even voor zijn woorden tot haar doordrongen en toen legde ze die uit als weer een gevolg van zijn duidelijke vermoeidheid. Ze voelde hoe verzwakt hij was, hoe hij was leeggezogen door de trance. Het leek haar zinloos en wreed. Als hij dood moest, zoals Namri zei, dan moest dat snel gebeuren zonder al deze poespas. Maar Leto had over een geweldige openbaring gesproken. Misschien zocht Namri daar wel naar. Dat was vast en zeker wel het motief achter het gedrag van dit kind zijn eigen grootmoeder. Waarom zou Onze Lieve Vrouwe van Duin anders haar goedkeuring hechten aan deze gevaarlijke daden tegen een kind?
Kind?
Weer dacht ze na over zijn woorden. Ze waren nu onderaan de rotswand en ze liet haar gevangene stilstaan zodat hij hier waar het veiliger was even kon rusten. In het fletse licht van de sterren keek ze op hem neer en ze vroeg: 'Hoe zouden er geen wormen meer kunnen zijn?'
'Alleen ik kan dat veranderen,' zei hij. 'Vrees niet. Ik kan alles veranderen.'
'Maar heta'
'Op sommige vragen bestaat geen antwoord,' zei hij. aIk heb de toekomst gezien, maar de tegenstrijdigheden erin zouden je alleen maar in de war brengen. Dit is een veranderend heelal en wij zijn de allervreemdste verandering. Wij reageren op vele invloeden. Onze toekomsten moeten voortdurend bijgewerkt worden. Nu, hier is een hindernis die we uit de weg moeten ruimen. Dit vereist dat we wrede dingen doen, dat we tegen onze diepste, onze meest fundamentele verlangens ingaan... Maar het moet gebeuren.' 'Wat moet er gebeuren?'
'Heb jij ooit wel eens een vriend gedood?' vroeg hij en hij draaide zich om en ging haar voor de kloof in die langzaam omhoog liep naar de geheime ingang van de vest. Hij verplaatste zich zo snel de vermoeidheid van de trance toeliet, maar ze stond meteen achter hem en greep zijn mantel en hield hem tegen.
'Wat is dit voor praat over het doden van een vriend?'
'Hij zal toch sterven,' zei Leto. 'Ik hoef het zelf niet te doen, maar ik zou het kunnen voorkomen. Als ik het niet voorkom, is dat dan niet hetzelfde als wanneer ik hem zelf zou doden?'
'Wie is die... wie zal er sterven?'
'De andere mogelijkheid snoert me de mond,' zei hij. 'Dan zou ik misschien mijn zuster aan een monster moeten geven.'
Weer draaide hij zich om en toen ze ditmaal aan zijn mantel trok, bood hij weerstand en weigerde hij haar vragen te beantwoorden. Het is beter dat ze het niet weet tot de tijd daar is, dacht hij.
A
Natuurlijke teeltkeus is wel omschreven als een omgeving die degenen die nageslacht zullen krijgen selectief uitzeeft. Maar waar het mensen betreft, is dit een buitengewoon beperkend gezichtspunt. Geslachtelijke voortplanting bevordert experimenten en vernieuwingen. Het roept vele vragen op, waaronder ook de heel oude of de omgeving selecterend te werk gaat nadat de variatie is opgetreden of dat de omgeving een zekere voorselectie uitvoert bij het bepalen van de variaties die hij uitzeeft. Duin verschafte niet echt het antwoord op die vragen; het wierp slechts nieuwe vragen op die Leto en de Zusters gedurende de komende vijfhonderd generaties mogen proberen op te lossen. De Duinramp naar Harq al-Ada
Het kale bruine gesteente van de Pantsermuur doemde op in de verte, voor Ghanima zichtbaar als de belichaming van die verschijning die haar toekomst bedreigde. Ze stond aan de rand van de daktuin van de burcht met de ondergaande zon in de rug. Door de tussenliggende stofwolken had de zon een diep oranje kleur, een kleur zo rijk als de rand van de muil van een worm. Ze zuchtte en dacht: Alia... Alia... wordt jouw lot ook mijn lot?
De innerlijke levens waren de laatste tijd steeds rumoeriger geworden. De conditionering van vrouwen in een Vrijmanse gemeenschap had ietsamisschien was het wel echt een geslachtelijk verschil, maar hoe dan ookade vrouw was veel gevoeliger voor die innerlijke vloedgolf. Haar grootmoeder had haar daarvoor gewaarschuwd toen ze plannen maakten en gebruik maakten van de verzamelde Bene Gesserit wijsheid maar tegelijkertijd de dreiging van die wijsheid in Ghanima wakker riepen.
'Gruwel,' had Vrouwe Jessica gezegd, 'onze benaming voor voortijdig bewusten, heeft een lange geschiedenis van bittere ervaringen. Het schijnt zo te zijn dat de innerlijke levens zich verdelen. Ze splitsen zich in een goedaardige en in een kwaadaardige groep. De goedaardige blijven handelbaar en bruikbaar. De kwaadaardigen verenigen zich kennelijk in een krachtige psyche en proberen het levende lichaam en zijn bewustzijn over te nemen. Het is bekend dat dat proces een aanzienlijke tijd vergt, maar de symptomen ervan zijn maar al te goed bekend.'
'Waarom heb je Alia in de steek gelaten?' vroeg Ghanima.
aIk vluchtte uit afschuw voor wat ik had voortgebracht,' zei Jessica met zachte stem. 'Ik gaf het op. En nu drukt mij de last dat ik... het misschien te vroeg heb opgegeven.'
'Wat bedoel je?'
'Ik kan het nog niet uitleggen, maar... misschien... nee! Ik zal je geen valse hoop geven. Ghafla, de gruwelijke verbijstering heeft een lange geschiedenis in de mythologie van de mensheid. Er waren vele namen voor, maar meestal werd het bezetenheid genoemd. Daar lijkt het ook erg op. Je raakt de weg kwijt in de kwaadaardigheid en die neemt bezit van je.'
'Leto... was bang voor de specie,' zei Ghanima, en ze merkte dat ze heel kalm over hem kon praten. De verschrikkelijke prijs die van hen werd verlangd.
'Dat was heel verstandig,' had Jessica gezegd. Meer wilde ze niet zeggen.
Maar Ghanima had een onderzoek in haar innerlijke herinneringen gewaagd. Ze had door een vreemd wazig gordijn getuurd en vergeefs de Bene Gesserit angsten onderzocht. De verklaring van wat Alia was overkomen maakte het niets makkelijker. Maar de opgestapelde Bene Gesserit ervaringen hadden haar wel een mogelijke uitweg uit de val gewezen en toen Ghanima het innerlijk delen waagde, riep ze eerst de Mohalata aan, een bondgenootschap van de goedaardigen dat haar zou kunnen beschermen.
Terwijl ze daar aan de rand van de daktuin van de burcht in de gloed van de zonsondergang stond, dacht ze terug aan dat delen. Ogenblikkelijk voelde ze de geheugenaanwezigheid van haar moeder. Daar stond Chani, een verschijning tussen Ghanima en de rotsen in de verte.
'Als je hier binnengaat zul je van de vrucht van de Zaqquum eten, het voedsel van de hel!' zei Chani. 'Grendel deze deur, dochter; dat is je enige redding.'
Het innerlijke rumoer verhief zich rond het visioen en Ghanima vluchtte door haar bewustzijn onder te laten gaan in het Credo van de Zusters; een reactie die meer door wanhoop werd ingegeven dan door vertrouwen. Vlug zegde ze het Credo op; ze bewoog haar lippen en verhief haar stem tot fluistertoon: 'Religie is het nastreven van de volwassene door het kind. Religie is het inkapselen van overtuigingen uit het verleden: mythologie, dat zijn veronderstellingen, het heimelijk gestelde vertrouwen in het heelal, die uitspraken die mensen hebben gedaan bij hun streven naar persoonlijke macht, en dat alles vermengd met rafels Verlichting. En altijd is het hoogste, niet geformuleerde gebod: "Gij zult niet vragen!" Maar wij vragen wel. Wij overtreden dat gebod heel terloops. De taak die wij onszelf gesteld hebben is het bevrijden van de verbeelding, het inzetten van de verbeelding voor het diepste scheppingsbesef van de mensheid.'
Langzaam kwam er weer een zekere ordening in Ghanima's gedachten. Maar ze voelde haar lichaam trillen en ze wist hoe broos deze rust was die ze had bereiktaen dat wazige gordijn bleef in haar geest hangen.
'Leb Kamai,' fluisterde ze. 'Hart van mijn vijand, jij zult mijn hart niet zijn!'
En ze dacht aan Farad'ns gezicht, het zwaarmoedige jonge gezicht met de dikke wenkbrauwen en de krachtige mond.
Haat zal me sterk maken, dacht ze. In mijn haat kan ik me tegen Alia's lot verzetten.
Maar haar toestand bleef trillend en broos en het enige waaraan ze kon denken was dat Farad'n zo sterk op zijn oom leek, wijlen Shaddam i v. 'Daar ben je!'
Het was Irulan die Ghanima langs de balustrade van rechts naderde met grote passen en bewegingen die aan een man deden denken. Terwijl ze zich omdraaide dacht Ghanima: En zij is de dochter van Shaddam.
'Waarom blijf je toch telkens in je eentje naar buiten glippen?' vroeg Irulan terwijl ze voor Ghanima stilstond en met een boos gezicht boven haar uittorende.
Ghanima zei maar niet dat ze niet alleen was, dat allerlei wachters haar het dak hadden zien betreden. Irulan was zo boos over het feit dat ze zich hier onder de blote hemel bevonden en dat een ver wapen hen zou kunnen treffen.
'Jij draagt geen stilpak,' zei Ghanima. 'Wist je dat vroeger iemand die buiten de vest zonder stilpak werd aangetroffen automatisch gedood werd? Water verspillen stond gelijk met het in gevaar brengen van de stam.'
'Water! Water!' snauwde Irulan. 'Ik wil weten waarom jij jezelf op deze manier in gevaar brengt. Kom mee terug naar binnen. Jij maakt het ons allemaal moeilijk.'
'Wat is er nu nog voor gevaar?' vroeg Ghanima. 'Stilgar heeft de verraders weggezuiverd. Alia's wachters zijn overal.'
Irulan tuurde omhoog naar de schemerige lucht. Er waren al sterren zichtbaar tegen een grijsblauwe achtergrond. Ze richtte haar blik weer op Ghanima. aIk ga geen ruzie maken. Ik werd gestuurd om je te vertellen dat we bericht van Farad'n hebben. Hij neemt het voorstel aan, maar om een of andere reden wil hij de plechtigheid uitstellen.'
'Hoe lang?'
'Dat weten we nog niet. Daarover wordt onderhandeld. Maar Duncan wordt naar huis gestuurd.' 'En mijn grootmoeder?' 'Zij wil voorlopig nog op Salusa blijven.' 'Wie kan haar dat kwalijk nemen?' vroeg Ghanima. 'Die stomme ruzie met Alia!'
'Probeer me niet voor de mal te houden, Irulan! Dat was geen stomme ruzie. Ik heb de verhalen gehoord.' 'De angsten van de Zustersa'
'Zijn terecht,' zei Ghanima. 'Nou, je hebt je boodschap afgegeven. Ga je van de gelegenheid gebruik maken om nog eens te proberen mij over te halen?' 'Dat heb ik opgegeven.'
'Je zou toch beter moeten weten dan tegen mij te liegen,' zei Ghanima.
'Goed dan! Ik zal proberen je over te halen. Deze koers is waanzin.' En Irulan vroeg zich af waarom ze zich zo liet irriteren door Ghanima. Een Bene Gesserit hoefde zich nergens over te ergeren. Ze zei: 'Ik maak me zorgen omdat je zoveel gevaar loopt. Dat weet je. Ghani, Ghani... jij bent Pauls dochter. Hoe kan jea'
'Omdat ik zijn dochter ben,' zei Ghanima. 'Wij Atreides stammen nog af van Agamemnon en wij weten wat ons in het bloed zit. Vergeet dat nooit, kinderloze vrouw van mijn vader. Wij Atreides hebben een bloedige geschiedenis en we zijn nog lang niet klaar met het bloed.'
Verstrooid vroeg Irulan: 'Wie is Agamemnon?'
'Wat blijkt jullie beroemde Bene Gesserit opleiding toch karig te zijn,' zei Ghanima. 'Ik vergeet telkens dat jullie de geschiedenis altijd flink inkorten. Maar mijn herinneringen gaan terug tot...' Ze zweeg; ze kon maar beter die schimmen niet uit hun lichte sluimer wekken.
'Wat je je ook herinnert,' zei Irulan, 'je moet weten hoe gevaarlijk deze koers is voora'
'Ik vermoord hem,' zei Ghanima. 'Hij is me een leven schuldig.' 'En ik zal het voorkomen als ik dat kan.'
'Dat weten we al. Je zal de gelegenheid niet krijgen. Alia stuurt je naar het zuiden naar een van de nieuwe steden, tot het allemaal achter de rug is.'
Irulan schudde ontzet haar hoofd. 'Ghani, ik heb gezworen dat ik je tegen gevaar zou beschermen. En zo nodig doe ik dat met mijn eigen leven. Als jij denkt dat ik in een of andere ommuurde djedida ga zitten luieren terwijl jij...'
'We hebben altijd de Huanui nog,' zei Ghanima op zachte toon. 'We hebben de doodsstil als alternatief. Ik weet zeker dat je van daaruit niet tussenbeide zou kunnen komen.'
Irulan verbleekte en sloeg haar hand voor haar mond. Even vergat ze haar hele opleiding. Het was een maatstaf voor de enorme hoeveelheid liefde die ze aan Ghanima had besteed, dit bijna volledig loslaten van alles behalve dierlijke angst. Vanuit de vernietigende emotie sprak ze met trillende lippen: 'Ghani, ik ben niet bang voor mezelf. Ik zou me voor jou in de muil van een worm werpen. Ja, ik ben wat jij me noemt, de kinderloze vrouw van je vader, maar jij bent het kind dat ik nooit heb gehad. Ik smeek je...' Er glinsterden tranen in haar ooghoeken.
Ghanima vocht het brok in haar keel omlaag en zei: 'Er is nog een verschil tussen ons. Jij" bent nooit Vrijman geweest. Ik ben niets anders. Dit is een kloof die ons scheidt. Alia weet het. Wat ze verder ook is, dit weet ze.'
'Je kan nooit raden wat Alia weet,' zei Irulan op bittere toon. 'Als ik niet wist dat ze een Atreides was, zou ik zweren dat ze erop uit is haar eigen familie te vernietigen.'
En hoe weet jij dat ze nog een Atreides is? dacht Ghanima terwijl ze zich over deze blindheid van Irulan verbaasde. Dit was een Bene Gesserit en wie kende de geschiedenis van Gruwel beter dan zij ? Ze stond zichzelf niet eens toe erover te denken, laat staan dat ze het zou geloven. Alia moest deze arme vrouw op een of andere manier behekst hebben.
Ghanima zei: 'Ik heb een waterschuld aan je. Daarvoor zal ik je leven sparen. Maar dat van je neef is afgeschreven. Zwijg daarover.'
Irulan wist het trillen van haar lippen tot bedaren te brengen en ze droogde haar ogen. aIk hield van je vader,' fluisterde ze. 'En ik wist het pas toen hij dood was.'
'Misschien is hij niet dood,' zei Ghanima. 'Die Prediker...'
'Ghani! Soms begrijp ik jou niet. Zou Paul zijn eigen familieleden aanvallen?'
Ghanima haalde haar schouders op en keek naar de hemel die steeds donkerder werd. 'Misschien zou hij het vermakelijk vinden oma'
'Hoe kan je zo lichtvaardig spreken overa'
'Om de donkere diepten op afstand te houden,' zei Ghanima. aIk hou je niet voor de gek. De goden zijn mijn getuigen. Maar ik ben niet zomaar een dochter van mijn vader. Ik ben elke persoonlijkheid die zaad heeft bijgedragen aan de Atreides. Jij wilt niet aan Gruwel denken, maar>ik kan nergens anders aan denken. Ik ben de voortijdig bewuste. Ik weet wat ik in me heb.'
'Dat stomme bijgeloof overa'
'Niet doen!' Ghanima hield haar hand voor Irulans mond. aIk ben elke Bene Gesserit van hun vervloekte teeltprogramma tot en met mijn eigen grootmoeder. En ik ben nog veel meer.' Ze krabde over haar linker handpalm en haar nagel liet een bloedig spoor na. 'Dit is een jong lichaam, maar de ervaring ervan... O, grote goden, Irulan! Mijn ervaring! Nee!' Ze stak nogmaals haar hand uit toen Irulan dichterbij kwam. 'Ik ken al die toekomsten die mijn vader heeft onderzocht. Ik bezit de wijsheid van zovele levens, en alle onwetendheid ook... alle zwakheden. Als je me wilt helpen, Irulan, moet je me eerst leren kennen.'
Irulan bukte zich instinctmatig, nam Ghanima in haar armen en hield haar stevig vast met haar wang tegen die van Ghanima.
haat ik alsjeblieft deze vrouw niet hoeven doden, dacht Ghanima. Laat dat niet gebeuren.
Terwijl deze gedachte door haar heen golfde, zakte de hele woestijn weg in de nacht.